Taal en Teken

Reizigers zijn wij
in deze wereld, geen bewoners
Wij houden even halt
bij de muur waarop dit staat
Erasmus gaat al eeuwen mee

Oh, laat ons ook voortbestaan
in taal en teken, in gelaat en in gebaar
dichters zijn we, en we reizen
door de straten van de stad
er gaat iets aan, een anders kijken

we kijken omhoog
we reizen terug naar jaartallen
die stenen sieren in de gevels
we lezen op de muren regels

we kijken omlaag
we zien wat opkomt uit het asfalt,
tussen klinkers, tussen tegels
uit de diepte van de aarde

we zwerven verder door de straten
zien de deuren en de vensters
zien de flarden van de levens
taferelen vol van waarde

reizigers zijn wij
langs het water, ja het water
dat al zoveel eeuwen stroomt
en na ons verder stromen zal

wij delven, delven, delven goud
wij zoeken, proeven, vinden woorden
die we laten incuberen
spinnen daarmee nieuwe draden
uit wat wij met zorg vergaarden

wij komen dichter bij de stad
wij komen dichter bij elkaar
wij komen dichter bij onszelf
Oh, laat ons ook voortbestaan
in taal en teken, in gelaat en in gebaar

Karen de Boer

Laatste rustplaats Inez Meter

Zou ik de stad verlaten, die mij zo diep
geraakt heeft met haar wezen,
die mijn verliezen deelde en mijn vrezen,
mij moederlijk omarmde als ik sliep?

Zou ik de stad verlaten, die mij zo diep
vertrouwd werd in de nachten,
waarin ik pijn met woorden wou verzachten,
haar muren als papier voor wat ik schiep?

Ik ken haar onvolkomenheden;
de ongelijk gelegde klinkers
in de stegen, het ongebreideld zinken
van haar fundament, met water
dat over de kades zwermt, de zotten
op die ene zaterdag, de mortel
die aan oude muren kleeft
als stroopwafelbeslag.

Ik kon de stad niet achterlaten, die mij
omgaf tijdens mijn leven.
Ik rust in Goudse grond en voel het beven
van elke voetstap boven mij.

Roelie Prins

Ochtendduik voor Inez

voetwaarts gaan te Gouda, dans in passen, deze dag
leest analoge tijden in linksom draaiende wijzers voor
behoedzaam gespaarde

kunsten. toe, kom, st! soms schittert dichters woord zwart, her
leeft in sierlijk schoonschrift op kalk – witte gevel van hoekhuis
een stem. zo, dra er lichtjes zon op valt.

dit moment ontvangen, stilstaan, delen, daarbij stilstaan.
voor álle tijd te reizen met omzien en uitzien naar elkaar

schrijven. toe, kom, st! hij nam de benenwagen, struikelde, zij riep
“Leo, kom jij ook weer eens naar huis?”, streelde zo hun ziel.

dit moment herhaald, in en om elkaar herkend, geeft ons vrede door
heen alle dagen.

rose rimpelt haar portret mij na. haar vriendin is nog in leven.
in aquamarijn spiegel ik net mij: zou ook zij zo’n zomerse ochtendduik,
Steigerend bij Elfhoeven,

gewoon geweest zijn?

Beatrijs Vaessens